hulpverlening bij functioneringsproblemen

     

    Begrippenlijst

    Aanbodgerichte hulp de hulpverlening biedt mogelijkheden voor de cliënt, zolang deze een indicatie voor die hulp kan bemachtigen.
    Aard van de mens (filosofie) de visie op de mens die stelt dat deze van nature goedaardig of kwaadaardig is. 
    Actualisatie (humanisme) het streven naar heelheid, eigenheid en authenticiteit.
    Adaptief een term die afkomstig is uit de evolutionaire psychologie en betekent: alles wat zich zo aan de omgeving aanpast dat het de kans van overleven vergroot. Adaptie betekent letterlijk ‘aanpassen aan’. Iets is daarom adaptief wanneer het (voor de overleving van de soort) zinvol is.
    Afweermechanisme (psychoanalyse) een manier om met angst om te gaan zodat deze vermindert of verdwijnt.
    Agogiek de leer van het begeleiden, aansturen of beleidsmatig mogelijk maken van veranderingsprocessen bij mensen.
    Alfa-, bèta- en gammamensen alfamensen zijn meer verbaal ingesteld, terwijl bètamensen veel meer op cijfers gericht zijn. Daardoor zouden alfamensen meer geschikt zijn voor talige beroepen (bijvoorbeeld de filosofie), terwijl bètamensen meer geschikt zijn voor de ‘harde’ wetenschappen (bijvoorbeeld de fysica en de techniek). Een tussenvorm is de gammamens, die vooral een bètamens zou zijn maar ook elementen vanuit het alfagebied weet te integreren.
    Archetype (psychodynamisch) 'arche' komt uit het Grieks en betekent 'begin'. Een archetype is dus een oerbeeld, een symbool dat voor alle mensen uit alle tijden een bepaalde betekenis heeft.
    Arousal Engels woord met de betekenis 'lichamelijke opwinding'. In de psychologie wordt het meestal gebruikt om de lichamelijke effecten te beschrijven die veroorzaakt worden door het sympathische zenuwstelsel wanneer dit gevaar constateert.
    Associatie (gedragsleer) een verband leggen tussen twee dingen, doordat zij gelijktijdig in dezelfde ruimte ontstaan, doordat zij op elkaar lijken, of doordat er een oorzaak-gevolgrelatie tussen hen vermoed wordt.
    Asymmetrische relaties relaties waar de een in belangrijke mate van de ander afhankelijk is.
    Attributie het verklaren van de oorzaak van of verantwoordelijkheid voor gedrag. Dit kan of intern zijn (de persoon zelf is ervoor verantwoordelijk) of extern (anderen, of de omgeving zijn verantwoordelijk).
    Basisrespons (emotieleer) een aangeboren, lichamelijke reflex of respons die de basis vormt van beleving.
    Behandeling een verzameling van interventies om bepaalde behandeldoelen te bewerkstelligen.
    Bekrachtiging (gedragsleer) stimuleert gedrag doordat de consequentie (van dat gedrag) als prettig ervaren wordt (beloning of positieve bekrachtiging), of omdat een negatieve consequentie wordt onthouden of ophoudt (negatieve bekrachtiging).
    Bestaansethiek het ethische principe dat iedereen het recht heeft te zijn wie hij is, uniek te zijn en ook vrij is om eigen keuzes te maken (autonoom te zijn), mits anderen daarmee niet worden geschaad.
    Betrekkingsniveau/analoge communicatie de relationele betekenis van wat er gezegd wordt, die vaak is af te leiden uit de manier waarop het gezegd wordt.
    Betrouwbaarheid het meetinstrument geeft steeds dezelfde resultaten onder dezelfde condities.
    Bevelshuishouding een huishouding waarin ouders bevelen uitdelen die door de kinderen gehoorzaamd moeten worden.
    Big five bekend persoonlijkheidsmodel dat uit vijf dimensies bestaat.
    Biografisch (filosofie) volgens het levensverhaal van een cliënt.
    Biopsychosociaal model een model waarin de mens gezien wordt op drie niveaus: biologisch, psychologisch en sociaal. Deze drie gebieden staan niet los van elkaar, maar beïnvloeden elkaar.
    Blaming the system de neiging van minderheden die niet succesvol zijn in hun pogingen tot aansluiting om de schuld te geven aan het systeem, omdat dit hen uitsluit.
    Blaming the victim de neiging van de meerderheid om minderheden de schuld te geven omdat zij niet succesvol zijn in hun pogingen tot aansluiting.
    Casemanagement een manier van werken waarbij één professional voor de cliënt het aanspreekpunt is. Deze professional coördineert en stemt alle hulpverlening op elkaar af, waarbij de hulpvraag van de cliënt sturend is.
    Castratieangst (psychoanalyse) de angst van een jongen dat zijn vader hem zal castreren.
    Categoriale classificatie wanneer een persoon op een bepaald kenmerk wordt beoordeeld, is maar één van de twee mogelijkheden van toepassing: of hij past binnen die categorie, of hij valt erbuiten.
    Catharsis (psychoanalyse) het plaatsvervangend herbeleven van een (innerlijk) conflict, waardoor dit opgelost wordt.
    Causaal verband verband tussen oorzaak en gevolg. Een verband is pas causaal wanneer de oorzaak daadwerkelijk verantwoordelijk is voor het optreden van het gevolg.
    Circulair-causaal (filosofie) oorzaak en gevolg wisselen elkaar af, waardoor beide zowel oorzaak als gevolg zijn, die elkaar beïnvloeden.
    Cirkelredenering (filosofie) wanneer het argument wordt beredeneerd door wat er in de vraag staat of door de omschrijving van een begrip te gebruiken om te bewijzen dat dat begrip bestaat.
    Claustrale ontwikkelingsstadium het stadium voor de geboorte, terwijl het kind zich nog in de baarmoeder bevindt.
    Cognitieve dissonantie een interne wrijving tussen twee gedachten, zoals een bepaalde overtuiging en gedrag dat uitgevoerd wordt maar niet (helemaal) rijmt met die overtuiging (Festinger, 1957). Dissonantie is het tegenovergestelde van resonantie.
    Cognitieve triade volgens Beck de drie gebieden waarbij mensen er negatieve, automatische gedachten op nahouden die leiden tot psychische problemen: over de persoon zelf, over zijn omgeving en over de toekomst.
    Coherentie letterlijk 'logisch en samenhangend'. Het Engelse woord 'coherent' betekent ook dat iets goed te volgen is, goed te begrijpen valt. In termen van stress houdt coherentie in dat een stressor begrijpelijk en beheersbaar is en de moeite waard is om aan te pakken.
    Common factor-onderzoek onderzoek naar wat verschillende therapievormen met elkaar gemeen hebben, oftewel de zoektocht naar gemeenschappelijke factoren die de effectiviteit van interventies kunnen verklaren.
    Compenseren het gevoel van minderwaardigheid vermijden door iets anders begerenswaardigs daarvoor in de plaats te hebben.
    Complementaire communicatie mensen vullen elkaar aan in hun communicatiestijl.
    Conditionering (gedragsleer) aan een object of situatie wordt een betekenis toegevoegd.
    Conflictsociologie het sociologische model dat uitgaat van de ongelijkheid in de verdeling van middelen en de privileges die bemiddelde mensen daardoor genieten. Het model is ooit door Karl Marx bedacht en beziet daarom verandering in de maatschappij vanuit dit conflict.
    Congruentie (humanisme) 'congruent' betekent 'overeenstemmend' (in de meetkunde bijvoorbeeld zijn twee driehoeken congruent wanneer zij precies hetzelfde zijn). Congruentie in de psychologie betekent dat het uiterlijk waarneembare gedrag van een persoon overeenstemt met zijn innerlijke overtuigingen.
    Contingentie (gedragsleer) twee zaken doen zich in dezelfde ruimte en in hetzelfde tijdsbestek voor, waardoor zij met elkaar in verband gebracht kunnen worden.
    Coping de strategieën die mensen inzetten om met tegenslagen om te gaan.
    Correlatie een cijfermatige samenhang tussen twee variabelen. De mate van samenhang wordt uitgedrukt als een cijfer tussen -1,0 en +1,0: hoe dichter bij 0, hoe kleiner de samenhang.
    Counselling het aangaan van een professionele relatie met een counsellor met als doel individuen, gezinnen en groepen te empoweren zodat zij beschikken over psychische gezondheid, welbevinden en hun opleidings- en carrièredoelstellingen kunnen nastreven (Gladding, 2012). Counselling werkt via methodisch handelen binnen een gestructureerde setting.
    Deductie (filosofie) het één uit het ander afleiden (oftewel, van het algemene naar het bijzondere).
    Destructief recht een vermeend recht (door een verstoring van de balans tussen geven en nemen) op een ander te verhalen dan op de persoon door wie dat vermeend recht is ontstaan.
    Determinisme (filosofie) het principe dat alles al vooraf is vastgesteld. Het omgekeerde is het voluntarisme, de opvatting dat het individu beschikt over een vrije wil.
    Dialooggestuurde hulp de hulpvraag wordt in een dialoog tussen de cliënt en de hulpverlener bepaald (en desnoods tussendoor aangepast) en leidt tot flexibel maatwerk.
    Diathese-stress hypothese de hypothese dat er bij het ontstaan van problemen sprake is van een wisselwerking tussen aanleg (diathese) en te veel stress (omgevingsinvloed).
    Dichotomie (filosofie) twee zaken die elkaars tegenpool zijn en die elkaar helemaal uitsluiten.
    Dilemma een keuze moeten maken uit twee even goede of even slechte opties.
    Dimensionale classificatie wanneer een persoon op een bepaald kenmerk wordt beoordeeld, scoort hij ergens tussen twee tegenpolen van een bereik. De tegenpolen zijn daarom de extreme waarden. Er is sprake van een glijdende schaal tussen deze twee extremen.
    Doodsdrift (Thanathos) (psychoanalyse) een op agressie gerichte energie of drift.
    Double-bind iemand tegenstrijdige eisen opleggen, waarbij het voldoen aan de ene eis het voldoen aan de andere eis uitsluit.
    Ego (psychoanalyse) deel van de persoonlijkheid dat het vervullen van wensen tegenover de realiteit toetst.
    Eigenwaarde of zelfachting de mate waarin een persoon zichzelf ziet als een waardevolle persoon.
    Elaborative choice 'to elaborate' is het Engelse werkwoord voor 'uitweiden'. Een elaborative choice is dan de keuze om wel of niet uit te weiden, oftewel de keuze om wel of niet dieper te onderzoeken.
    Empathie de mogelijkheid je te verplaatsen in de belevingswereld van een ander en je te kunnen voorstellen hoe die ander zich voelt.
    Empirisch (filosofie) gebaseerd op controleerbare feiten, oftewel dat wat op ervaring of proefneming berust.
    Empirische wetenschap wetenschap die gebaseerd is op de ervaring van waarneembare feiten. Het onderzoek moet ook door anderen te herhalen zijn met dezelfde uitkomsten.
    Equifinaliteit (filosofie) verschillende beginpunten kunnen leiden tot één en hetzelfde eindpunt.
    Erogene zone (psychoanalyse) een gebied van het lichaam dat tijdens de psychoseksuele ontwikkelingsstadia de focus heeft bij de bevrediging van het libido. 
    Evidence-based practices behandelingen die door wetenschappelijk onderzoek bewezen effectief zijn.
    Excitatie van het Engelse werkwoord 'to excite', oftewel opwinden, stimuleren, spannend maken, enzovoort.
    Exposure blootstellen aan dat waar men bang voor is. Dat kan bijvoorbeeld ‘in vivo’, oftewel in den levende lijve, of imaginair zijn (iemand stelt zich een angstige situatie voor, virtual reality, enzovoort)
    Extinctie (gedragsleer) wanneer voor langere tijd de geconditioneerde stimulus niet gevolgd wordt door dat wat de geconditioneerde respons veroorzaakt, dooft de conditionering uit.
    Extrinsieke beloning de beloning komt van buitenaf. De omgeving beloont het gedrag.
    Facetten letterlijk 'aangezichten'. In deze context: manieren van kijken naar een overkoepelend begrip.
    Factoranalyse een statistische techniek om het aantal variabelen te reduceren tot een kleiner aantal factoren die orthogonaal zijn.
    Falsificatie (filosofie) leveren van bewijs dat iets onwaar is.
    Falsifiëren (filosofie) zoeken naar informatie die tegen een hypothese of theorie pleit. Wordt deze informatie gevonden, dan wordt de hypothese of theorie verworpen.
    Feedbackproces (systeemleer) een mechanisme waarmee de output van een systeem ‘teruggevoerd’ wordt naar de input van datzelfde systeem, waardoor het het proces beïnvloedt en leidt tot een nieuwe output.
    Geconditioneerde stimulus (gedragsleer) een prikkel of situatie die een aangeleerde reactie oproept die toegevoegd is aan wat die prikkel of situatie voorheen opriep.
    Gêne een negatieve, zelfbewuste emotie die specifiek is aan een sociale situatie. De persoon die deze emotie ervaart, voelt zich gebrekkig en bekeken, er is echter geen morele wet geschonden.
    Generaliseren een fenomeen breidt zich uit naar andere gebieden waar het niet oorspronkelijk voor is ontdekt of ervaren.
    Geparentificeerd kind een kind dat de rol van ouder op zich neemt of krijgt toebedeeld.
    Hiërarchische niveaus (systeemleer) het idee dat systemen bestaan uit subsystemen, die op hun beurt weer bestaan uit sub-subsystemen, enzovoort.
    Homeostase (filosofie) de neiging om de status quo te behouden, oftewel het mechanisme dat verandering tegenwerkt en erop is gericht om de huidige balans te behouden.
    Hypothese een stelling die voortvloeit uit een vermoeden. Deze stelling bevat meetbare begrippen en kan door toetsing worden aangenomen of verworpen.
    Hypothesetoetsend model (HTM) een werkwijze waarbij vermoedens omgezet worden in toetsbare hypothesen, die dan systematisch en zo objectief mogelijk worden getoetst.
    Id (psychoanalyse) deel van de persoonlijkheid dat uit is op bevrediging van eigen lust.
    Identificatie (psychoanalyse) afzien van de lustbevrediging door zich te identificeren met een (sterkere) partij.
    Idiografisch (filosofie) ‘idio’ verwijst naar 'het zelf’ (denk maar aan het id in de psychoanalyse). Een idiografische benadering gaat ervan uit dat ieder mens een eigen, unieke manier van kijken heeft. Deze benadering is het tegenovergestelde van een nomothetische benadering.
    Idioms of distress het Engelse woord 'idiom' betekent 'spreekwoord', 'distress' betekent 'onbehagen'. Idioms of distress zijn dus de uitingsvormen van (psychische) problemen – vaak is dit cultuurgebonden.
    Incubatie in de medische wetenschap is dit de tijd tussen geïnfecteerd raken met een ziekte en het tijdstip dat de symptomen zich openbaren. Eysenck gebruikt de term om het ‘innestelen’ van een onnatuurlijke respons te duiden.
    Individuatie
    (psychodynamisch)
    het proces waardoor een persoon een volledig individu wordt. Dit gebeurt door zich bewust te worden van en actief aan de gang te gaan met zijn innerlijk, in plaats van met uiterlijke dingen.
    Inductie (filosofie) van het bijzondere naar het algemene.
    Inferioriteitscomplex (psychoanalyse) een gevoel van minderwaardigheid en de behoefte aan dat gevoel te ontsnappen.
    Informalisatiegraad de mate waarin een huishouden een onderhandelingshuishouding heeft gerealiseerd.
    Inhibitie letterlijk 'onderdrukken'. Je kunt je bijvoorbeeld in een serieuze situatie tot op zekere hoogte inhouden om hardop te gaan lachen, oftewel je lach te inhiberen.
    Inhoudsniveau/digitale communicatie de letterlijke, taalkundige betekenis van de woorden van een boodschap.
    Interpunctie letterlijk: 'leestekens'. Een interpunctieprobleem betekent dat de leestekens worden genegeerd of verschillend worden aangebracht door verschillende mensen.
    Interventie een bewuste actie van een professional met de intentie een effect te sorteren bij cliënten. Dit kan zowel kleinschalig zijn (bijvoorbeeld: iemand bewustmaken van wat hij precies zegt), als grootschalig, zoals een behandeling. In de klinische setting wordt een interventie meestal gezien als onderdeel van een behandeling. Tijdens een behandeling zal de behandelaar meerdere interventies inzetten, elk met zijn eigen doel. Iedere interventie zal uiteindelijk het doel van de hele behandeling dienen.
    Intrinsieke beloning het gedrag wordt van binnenuit beloond: iemand doet iets omdat hij er plezier aan beleeft.
    Introjecties (humanisme) ‘intro’ betekent 'inbrengen' (denk aan iemand introduceren). Een introjectie is een bij jou ingebracht(e) waarde of concept van een ander. Vaak wordt iemand deze waarde of dit concept opgelegd.
    Invoegen aansluiten bij de cliënt en ingaan op zijn verhaal, zelfs wanneer dit niet (direct) te maken heeft met de problematiek waarmee de cliënt zich aanmeldt.
    Klassieke conditionering (gedragsleer) een in eerste instantie neutrale stimulus wordt gekoppeld aan een ongeconditioneerde stimulus, waardoor die neutrale stimulus een extra betekenis krijgt en voortaan dezelfde respons ontlokt als de stimulus waaraan de neutrale stimulus werd gekoppeld.
    Klinisch betreft (het veranderen van) abnormaal, afwijkend of problematisch gedrag.
    Klinische cyclus alle bemoeienissen van een professional om cliënten te helpen van hun abnormaal, afwijkend of problematisch gedrag af te komen. Kortom: het begeleiden van het veranderproces totdat cliënten zelfstandig verder kunnen.
    Kluwengezin een gezinsklimaat waarin de leden zich overmatig met elkaar bemoeien.
    Kwantummechanica een onderzoeksveld in de kleine deeltjes fysica.
    Libido (Eros) (psychoanalyse) een op overleving gerichte (seksuele) energie of drift.
    Lineair-causaal een oorzaak veroorzaakt een gevolg.
    Locus of control 'locus' komt uit het Latijn en betekent 'plaats'. 'Control' (in het Engels) betekent in deze context 'invloed'. Locus of control betekent daarom daar waar men denkt dat invloed op de huidige situatie wordt uitgeoefend. Dit kan intern zijn, dat wil zeggen binnen de persoon zelf, of extern, dat wil zeggen buiten de persoon, oftewel de omgeving. In de kern betekent locus of control daar waar men de verantwoordelijkheid plaatst om in actie te komen.
    Locus of evaluation 'locus' is het Latijnse woord voor 'plaats'. De locus of evaluation is daarom de plaats waar geëvalueerd wordt. Dit kan intern, binnen de persoon zelf zijn, of extern, van buitenaf.
    Longitudinaal onderzoek onderzoeksobjecten (in dit geval mensen) worden voor langere tijd gevolgd, in het bijzonder om causale verbanden te ontdekken.
    Los-zand-gezin een gezinsklimaat waarin leden zich nauwelijks met elkaar bemoeien.
    Mechanistisch (filosofie) de mens is als een machine: alle onderdelen kunnen los bestudeerd worden.
    Meta-analyse een analyse van meerdere onderzoeken om tot een overkoepelende uitspraak te komen.
    Modulatie 'aanpassen aan'. Kan ook 'harmoniseren' of 'beïnvloeden' betekenen.
    Morele emoties emoties die motiveren tot het doen van goed en het laten van slecht gedrag (Kroll & Egan, 2004). Wat goed en slecht is, is cultuurafhankelijk.
    Multicausaliteit (filosofie) een gevolg heeft meerdere oorzaken, niet slechts één.
    Multifinaliteit (filosofie) een specifiek beginpunt kan leiden tot meerdere eindpunten.
    Nature-nurture Engelse woorden voor het debat over waar gedrag en persoonlijkheid vandaan komen: zijn zij aangeboren (nature, de natuur) of worden zij aangeleerd (nurture, oftewel verzorging en bescherming bieden)?
    Negatieve feedback (systeemleer) in de algemene systeemleer betekent dit dat een verandering van de output van een systeem de input van hetzelfde systeem zo beïnvloedt dat de output in de tegenovergestelde richting verandert: het remt af.
    Neutrale stimulus (gedragsleer) een prikkel of situatie die nog geen aangeleerde reactie teweegbrengt.
    Nomothetisch (filosofie) ‘nomo’ en ‘norm’ zijn afkomstig van hetzelfde woord. Een nomothetische benadering gaat uit van algemene wetmatigheden die voor iedereen opgaan.
    Objectiviteit een observatie of meting die vrij is van de interpretatie door degene die zo’n observatie of meting uitvoert. Het tegenovergestelde van subjectiviteit. 
    Observer-effect (kwantummechanica) in de kwantummechanica is vastgesteld dat een mogelijkheid in het zero-field zich pas manifesteert (fysiek wordt) op het moment dat er iemand is die ernaar kijkt.

    Oedipuscomplex/Elektracomplex
    (psychoanalyse)

    het principe waardoor in de fallische fase jongens (Oedipus) en meisjes (Elektra) zich gaan identificeren met de ouder van hetzelfde geslacht.
    Onderhandelingshuishouding een huishouding waarin ouders en kinderen onderhandelen over de gedragsregels die thuis gelden.
    Ongeconditioneerde stimulus (gedragsleer) een prikkel of situatie die reacties oproept die horen bij die prikkel of situatie. De reactie die de ongeconditioneerde stimulus teweegbrengt, is dus niet aangeleerd, die hoort erbij.
    Onvoorwaardelijke positieve achting (humanisme) een ander het gevoel geven dat hij er mag zijn zoals hij is.
    Operante conditionering (gedragsleer) een leerproces waarin gedrag dat wordt bekrachtigd, vaker wordt uitgevoerd.
    Operationaliseren meetbaar maken van een abstract begrip.
    Organistisch (filosofie) mensen zijn meer dan de som der delen en staan in constante wisselwerking met hun omgeving.
    Orthogonaal letterlijk 90 graden ten opzichte van elkaar. Het betekent dat twee zaken die orthogonaal zijn geheel onafhankelijke dimensies betreffen – elk bevat totaal andere zaken, zaken die niet thuishoren in het andere begrip.
    Ouderschapsstijl de manier waarop ouders hun rol uitoefenen ten opzichte van hun kinderen. Dit kan autoritair, permissief, verwaarlozend of autoratief zijn.
    Overdracht (psychoanalyse) projecteren van gevoelens uit een vroegere relatie op een totaal andere relatie in het hier-en-nu.
    Paradigma (filosofie) basisaannames waarover men het grotendeels eens is en die de uitgangspunten voor een wetenschap of theorie zijn. Wordt ook een denkkader genoemd.
    Paradoxale communicatie iemand iets opdragen waaraan hij vanwege de opdracht niet kan voldoen.
    Parental alienation syndrome psychische klachten bij een ouder die (bijvoorbeeld door scheiding) wordt verstoten.
    Paternalistische hulp de hulpverlening weet het beste wat goed is voor de cliënt en legt dit hem op.
    Pathogenische visie een visie gericht op ziekte en de oorzaken van deze ziekte.
    Penisnijd (psychoanalyse) de theorie dat een meisje tijdens haar psychoseksuele ontwikkeling beseft dat ze geen penis heeft. Dit besef vertaalt zich naar boosheid jegens haar moeder omdat zij haar penis zou hebben afgesneden.
    Personalistisch (filosofie) de mens geeft zelf betekenis aan de omgeving en daarom ook aan zijn leven.
    Persoonlijke constructen een benadering of kopie van de realiteit waarmee een persoon zowel betekenis aan een situatie kan geven als voorspellingen kan doen over hoe die situatie uitpakt.
    Perverse triade wanneer een ouder en een kind een front vormen tegenover de andere ouder.
    Placebo een niet-werkzame interventie (of een pil zonder werkzame stof in medisch onderzoek).
    Positieve feedback (systeemleer) in de algemene systeemleer betekent dit dat een verandering van de output van een systeem de input van hetzelfde systeem zo beïnvloedt dat de output in dezelfde richting blijft veranderen: het jaagt aan.
    Pragmatiek (filisofie) het principe dat iets zinvol moet zijn om te onderzoeken, het moet van bruikbare (toegevoegde) waarde zijn, je moet er iets mee kunnen.
    Primaire loyaliteit een kind heeft een primaire loyaliteit ten opzichte van zijn ouders en de ouders ten opzichte van hun kind.
    Probleem iets wat vraagt om een oplossing.
    Probleemoplossend vermogen het vermogen om problemen het hoofd te bieden. Dit betreft deels kunde (kennis en vaardigheden: het objectief in staat zijn een probleem aan te pakken) en deels self-efficacy (het geloof dat je over dat vermogen beschikt en dat je dat vermogen met het gewenste effect kunt inzetten).
    Projectie (psychoanalyse) de eigen driften (die voor angst zorgen) op een andere persoon projecteren.
    Propositie een voorstel (denk aan een marriage proposal: je stelt voor om te gaan trouwen). Een propositie wordt als een stelling gegeven, maar is meestal niet toetsbaar.
    Psychodynamische benaderingen de modernere benaderingen die voortborduren op de oorspronkelijke psychoanalyse van Freud.
    Psychometrie het via tests en vragenlijsten meten van psychische eigenschappen.
    Psychoseksuele ontwikkelingsstadia (psychoanalyse) opeenvolgende stadia in de kinderlijke ontwikkeling die ervoor zorgen dat een persoonlijkheidsstructuur ontstaat. Het betreft de zogenoemde orale, anale, fallische, latentie- en genitale fasen. 
    Psychosociale hulpverlening hulpverlening die focust op hoe de omgevingsfactoren en de psyche van de mens elkaar beïnvloeden.
    Rationalisatie (psychoanalyse) goedpraten van eigen gedrag met gebruikmaking van oneigenlijke argumenten.
    Reactieformatie (psychoanalyse) in plaats van de eigen lusten te bevredigen, wordt die energie gestopt in het (overdreven) bestrijden van anderen die wel toegeven aan diezelfde lusten.
    Rechtenethiek het ethische principe dat iedereen dezelfde grondrechten heeft en dat iedereen de omstandigheden zou moeten hebben om aan deze grondrechten invulling te geven.
    Regressie (psychoanalyse) letterlijk 'terugval'. De persoon valt terug in een eerder ontwikkelingsstadium.
    Regulatief letterlijk: 'regel volgend'. In goede banen leidend, ordelijk verlopend.
    Replicatie in de wetenschapsbeoefening moet een onderzoek of experiment herhaalbaar zijn. Replicatie betekent dat het herhalen van het onderzoek tot hetzelfde resultaat heeft geleid.
    Repliceerbaarheid de mate waarin een andere onderzoeker dezelfde proefneming kan uitvoeren en dezelfde resultaten krijgt.
    Respons een reactie.
    Routine Outcome Monitoring (ROM) het effect meten van alle counsellingstrajecten die door een counsellor worden gegeven om zijn effectiviteit in kaart te brengen.
    Salutogenische visie een visie gericht op welbevinden.
    Schaamte een negatieve, zelfbewuste, morele emotie, die volgens Tangney ontstaat wanneer iemand zijn persoon als gebrekkig ziet doordat hij iets gedaan heeft wat een morele wet schendt: de focus ligt op de persoon.
    Schema een mentaal raamwerk om betekenis te geven aan een gewaarwording.
    Schuld een negatieve, zelfbewuste, morele emotie, die ontstaat wanneer iemand toegeeft dat hij iets heeft gedaan wat een morele wet schendt: de focus ligt op het gedrag.
    Script (emotieleer) een door een situatie uitgelokte opeenvolging van (het activeren van) bepaalde basisresponsen die een patroon vormen dat in het geheugen wordt opgeslagen. Dat patroon noemt Tomkins een script.
    Self-efficacy het geloof in eigen kunnen (Bandura, 1977).
    Selffulfilling prophecy een verwachting blijkt vaak uit te komen omdat mensen handelen naar die verwachting. Het principe van ‘zie-je-wel’.
    Self-serving bias de neiging om informatie op zodanige wijze te interpreteren die voor de persoon zelf het beste uitkomt. 
    Significantie in de sociale wetenschappen betekent een significant resultaat een resultaat dat niet aan toeval te wijten is. Met andere woorden, een resultaat moet significant zijn voordat je er überhaupt conclusies uit mag trekken. Significantie zegt echter niets over de grootte van een resultaat.
    Social referencing in een ambigue situatie volgen wij het voorbeeld van anderen: wij weten zelf niet wat te doen en nemen aan dat wat anderen doen de juiste respons is.
    State een staat van zijn. Dit begrip wordt als tegenhanger van een trait gebruikt: een state is een huidige staat van zijn die het resultaat is van de huidige situatie, en is daarom situatieafhankelijk.
    Stimulus een prikkel of een situatie die een bepaalde reactie teweegbrengt.
    Stoornis een afwijkend gedragspatroon dat aanzienlijk lijden veroorzaakt, en de kans op ernstig letsel, de dood of vrijheidsverlies aanzienlijk verhoogt (Slot & Spanjaard, 1999).
    Straf het toedienen van een aversieve consequentie met het doel het uitvoeren van bepaald gedrag af te schrikken.
    Stressor dat wat stress oplevert.
    Subjectiviteit een observatie of meting vanuit de kaders van de observeerder bezien. Subjectiviteit ontstaat wanneer een persoon door zijn oordeel, interpretatie, normen, waarden, enzovoort inkleuring geeft aan een objectief feit.
    Sublimatie (psychoanalyse) afzien van de lustbevrediging en die energie transformeren naar het streven naar het tegenovergestelde – en tegelijkertijd verheven – doel.
    Superego (psychoanalyse) geweten, of dat deel van de persoonlijkheid dat het gedrag toetst aan morele waarden en normen.
    Symmetrische communicatie twee mensen communiceren op eenzelfde wijze met elkaar.
    Symmetrische relaties relaties die op gelijkwaardig niveau worden aangegaan.
    Tabula rasa (filosofie) een begrip dat door Locke is aangedragen en dat letterlijk een ‘onbeschreven blad’ betekent. Het begrip refereert aan het idee dat de persoonlijkheid niet aangeboren is, maar aangeleerd.
    Tegenoverdracht (psychoanalyse) overdracht en tegenoverdracht zijn hetzelfde, alleen wie op wie overdraagt, verschilt. Wanneer de cliënt zijn gevoelens op de psychoanalyticus projecteert, wordt het overdracht genoemd. Wanneer de psychoanalyticus zijn gevoelens op de cliënt projecteert, wordt het tegenoverdracht genoemd.
    Teleologie (filosofie) ‘tele’ betekent ‘op afstand’ (denk maar aan televisie, telefoon, enzovoort). Teleologie is de leer die ervan uitgaat dat alles een uiteindelijk doel (een doel op afstand) nastreeft, waardoor alles ‘zin’ heeft.
    Theorie een verklaringsmodel voor een bepaald verschijnsel.
    Tijdsfocus de tijdsdimensie waarop de focus ligt. Die focus kan gericht zijn op het verleden, het heden of de toekomst.
    Toetsbaarheid de mogelijkheid om een hypothese of theorie te kunnen toetsen. Daarvoor moet dat wat getoetst wordt ook falsifieerbaar zijn.
    Trait een stabiel kenmerk van een persoon, een karaktertrek. Zoiets is situatieonafhankelijk.
    Transcendentie (filosofie) letterlijk 'overstijgen'. Dit begrip refereert vaak aan de eenwording met God of de goddelijke bron.
    Trauma een ingrijpende, meestal plotselinge en onverwachte negatieve gebeurtenis die door de persoon als schokkend wordt ervaren, waarbij hij intens negatieve emoties heeft ervaren en waaraan hij regelmatig moet terugdenken.
    Universaliteit (filosofie) een algemene wet die voor iedereen opgaat. Het tegenovergestelde is uniciteit of uniekheid, wat inhoudt datgene wat specifiek voor een bepaalde persoon opgaat.
    Validiteit de mate waarin men meet wat men wil meten. 
    Veerkracht het vermogen om op een sociaal aanvaardbare wijze tot herstel van de eigen positieve identiteit te komen na kwetsing of tegenslag, en het vermogen om ondanks moeilijke levensomstandigheden een goed bestaan te leiden en zich positief te ontwikkelen.
    Verdringing (psychoanalyse) de angst wordt weggestopt zodat hij zich niet meer in het bewustzijn opdringt.
    Verkokering verschillende disciplines gaan zich elk specialiseren in één bepaald gebied, waardoor er verschillende ‘kokers' ontstaan die los van elkaar een bepaald aanbod aan hulp bieden.
    Verlies de cliënt is iets kwijt (een gevoel, object, persoon, relatie enzovoorts) waaraan hij gehecht is geweest. Dat wil zeggen: dat wat is verloren was waardevol of belangrijk voor de cliënt.
    Verplaatsing/verschuiving (psychoanalyse) de lust wordt alsnog bevredigd door hem op een ander object uit te leven.
    Vervorming (humanisme) Rogers gebruikt deze term om aan te geven dat een introjectie voortaan beleefd wordt alsof die van de persoon zelf afkomstig is en niet van buitenaf is opgelegd.
    Verzadiging (gedragsleer) het principe dat bij herhaald optreden van een bekrachtiger, deze steeds minder effect heeft.
    Vocational guidance het Engelse woord 'vocation' betekent roeping of beroep en 'guidance' betekent 'begeleiding'. Vocational guidance is daarom het begeleiden van mensen bij hun beroepskeuze.
    Vraaggerichte hulp de vraag van de cliënt geeft richting aan de hulpverlening. Via bepaalde loketten worden cliënt en het verkokerde aanbod beter op elkaar afgestemd.
    Vraaggestuurde hulp in plaats van een verkokerd aanbod af te stemmen op de vraag van de cliënt, wordt er maatwerk geleverd, waarbij de (steeds veranderende) hulpvraag van de cliënt leidend is.
    Vrije associatie (psychoanalyse) het vrijelijk uitspreken van alles wat in je opkomt.
    Warme overdracht

    bij warme overdracht verwijst de counsellor een cliënt door naar een andere hulpverlener. De counsellor gaat hierbij samen met de cliënt naar de eerste ontmoeting met die hulpverlener en verschaft deze hulpverlener de nodige informatie in het bijzijn van de cliënt.

    Weerstand zich afzetten tegen iets wat angst oplevert.
    Zelfbeeld het idee dat iemand erop nahoudt over wie of wat hij is.
    Zelfbewuste emoties emoties die worden ervaren bij (impliciete of expliciete) zelfreflectie en zelfbeoordeling. Het zelf is het object dat wordt waargenomen. 
    Zelfconcept weten dat jij als losstaand persoon bestaat en tijdens je hele geschiedenis tot nu toe hebt bestaan.
    Zelfrechtvaardiging het eigen gedrag rechtvaardigen om het zelfbeeld en de eigenwaarde in stand te houden.
    Zelfverheffing bewijs van eigen verdiensten zoeken om de eigenwaarde te vergroten.
    Zelfverificatie bewijs zoeken dat het zelfbeeld en de eigenwaarde inderdaad kloppen.
    Zero-field (kwantummechanica) het allerkleinste niveau van fysieke observatie. Op dit niveau bestaat er niets materieels en zijn er oneindig veel mogelijkheden.
    Ziektemodel de algemene verklaring die mensen erop nahouden voor waar hun problemen, tegenslagen en ziekte vandaan komen.
    Zorgethiek het ethische principe dat iedereen recht heeft op zorg en daarom ook (via de maatschappij) een zorgplicht heeft.